HRC is er trots op dat het een “grass root” club is: ons eerste team bestaat bijvoorbeeld voor het meerendeel uit spelers die in de eigen jeugd zijn opgeleid. Dat zegt wel wat over de club, over de band die we met elkaar hebben en over het opleidingsniveau. Deze week herinnert Theo Heesen ons er echter fijntjes aan dat we dat niet altijd hebben kunnen waarmaken….
“Haagse rugbyers steunen op Zeeuwse mentaliteit“. Zo kopt de Provinciaals Zeeuwse Courant (PZC) met een pagina groot artikel in 1995. HRC is in een fel gevecht gewikkeld om het landskampioenschap met de Delftse Studenten. Het eerste team van de Hagenaars bestaat echter nauwelijks nog uit lokale spelers. Vier spelers genoten hun opleiding bij Oemoemenoe uit Middelburg. Arno Seijbel (24), Harm-Jan de Voogd (27), Paul Huibregtsen (26) en Remon Bahnerth (23) zijn allen afkomstig van de eerste Zeeuwse rugbyclub. “Die vier zijn een voorbeeld voor de rest van de vereniging”, verklaart Jon Killingley, trainer van HRC.
Teammanager Ruud Truijens weet het zeker. “ Nee, op de Haagse jeugd van tegenwoordig kun je niet meer bouwen Ze willen er niets meer voor doen en hebben altijd een smoesje als er getraind moet worden. Ik denk dat er misschien nog maar drie jongens bij zitten die hun opleiding bij HRC hebben gekregen. Er stroomt bijna niks door. Er spelen meer Zeeuwen bij HRC dan Hagenaars”.
Killingley: “Die vier hebben een fantastische instelling. Ze zijn er altijd. Sommige jongens uit Den Haag slepen zich met pijn en moeite één keer per week naar de training. Dan gebruik ik altijd Arno Seijbel als voorbeeld. Die reist vier keer in de week van Zeeland naar Den Haag om te kunnen spelen”. De overgang van Seijbel naar HRC was pure ambitie. Als rugby-international was hem te verstaan gegeven dat hij bij een club van niveau moest blijven spelen, wilde zijn plaats in Oranje niet in het geding komen. Daarom pendelt hij al anderhalf jaar op en neer tussen Nieuw- en Sint Joostland en Den Haag.
Seijbel is het toonbeeld van een topsporter: professionele instelling, het hoogste willen bereiken en doorzettingsvermogen. Met name dat laatste dwingt bewondering af. In 1992 scheurde Seijbel zijn voorste knieband af. Vijf jaar lang speelde hij zonder dat ‘hulpmiddel’ Seijbel : “Met het verrichten van veel krachttraining ging het wel, maar na vijf jaar kreeg ik toch last. Zelfs gewoon lopen ging toen moeizaam. Een operatie was onvermijdelijk.” De revalidatie neemt zestien maanden in beslag. Seijbel geeft niet op en keert terug in de hoofdmacht van HRC én het nationale team. Zijn doorzettingsvermogen wordt in 1998 beloond met het hoogtepunt uit zijn carrière: spelen tegen Engeland . “Een geweldige ervaring. Spelen tegen één van de toplanden van de wereld is het ultieme wat een Nederlandse Rugbyer kan meemaken.” “ Met Theo Snijders en Marcel Eman hebben we trainers die verstand van zaken hebben.” Met vertrouwen ziet hij de strijd om de Eurocup tegemoet. En hij krijgt gelijk: HRC pakt dat jaar opnieuw de Eurocup.
Tegenwoordig heeft HRC gelukkig weer een grote jeugdafdeling en stroomt er talentvolle jeugd door naar het eerste.