Als je langs het veld staat bij de jongste jeugd herken je ze zo, de “alles behalve rugby spelers”. Spelertjes die in de sloot op zoek zijn naar kikkers, achter een of ander insect aan jagen, zich verdiepen in de groei van (kunst)grassprietjes, die bloemetjes aan het plukken zijn, die volstrekt onaanstuurbaar lijken rond te stuiteren, of druk bezig zijn met hun tags of die van een ander …..
Waarschijnlijk zie je er dan ook een trainer bij staan die met engelengeduld toch nog enige focus richting rugby probeert te krijgen, of die (niet des mum’s, maar waarschijnlijk verstandiger) het maar even laat. En ik gok dat je je (zeker als het niet jouw gup is, want dat kijkt net even wat objectiever) zo nu en dan voorzichtig afvraagt wat hier van moet worden.
Ik denk dat ik wel een antwoord voor je heb: een verdomd goede rugbyer! Dat komt doordat we trainers hebben die onze spelertjes op enig moment toch weten te motiveren en omdat er bij rugby voor alle types met welke lichaamsbouw dan ook, plek is. Maar vooral doordat deze spelertjes – terwijl ze heel druk zijn met “alles behalve” – toch wel wat van het spel meekrijgen en dat dat er vroeg of laat uit gaat komen. Een vrij extreme “alles behalve” die ik ken, lijkt nog steeds wel eens wat te dromen in het veld, maar hij houdt stiekem alles in de gaten en is een van de meest safe fullbacks die ik heb zien spelen; een doorgebroken tegenspeler maakt alles behalve een try.
Wees voorzichtig en tackle hard!
Liefs
Mum