Na deze kop verwacht je waarschijnlijk dat ze wat uitgevreten hebben, maar nee, die van mij houden zich (volgens mij) beste netjes aan alle steeds veranderende regels en opleidingen en werk lopen ook nog best prima door. Geen klachten hier. Over welk randje dan? Over het badrandje.
Toen ik zelf nog bij mijn ouders woonde (en enkel met mijzelf rekening te houden had (althans dat dacht ik)) kon ik uren in bad weken. Oorspronkelijk vergezeld van een stapel Donald Ducks, later met een aantal glossy’s en soms met een van mijn oma toegestopt gekregen Bouquet Reeks (“je moet je prins straks wel herkennen meisje”. Right, ik las dus dat het vooral geen “Bokito-type” moest worden).
Eenmaal op kamers kwam ik regelmatig op het ouderlijk nest terug om de was te doen, de voorraadkast te plunderen én voor het bad. Mijn vader grapte weleens dat hij dat wel prima vond. Mijn wasgoed, hoeveel ik bij moest eten en de “rouwraden” die achter bleven in het bad, gaven hem een aardig beeld van wat ik had uitgespookt.
Inmiddels is het dus een gevalletje “Papa, ik lijk steeds meer op jou”, want het randje dat in ons (met een beetje geluk heeft hij het al wèl leeg laten lopen) bad achter blijft, vertelt mij ook van alles. Bijvoorbeeld dat er fanatiek op het kunstgras werd getraind: wel kurkschilfertjes, maar geen grassprietjes.
En in een tijd dat mogen trainen niet vanzelfsprekend is, geniet ik oprecht van zo’n randje. Wie had ooit gedacht dat ik daar een blij stukje over zou typen?
Wees voorzichtig en tackle hard!
Liefs,
Mum